Provincie Matanzas

Oppervlakte: 11.802 km²
Aantal inwoners: 690.000 (2011)
Inwoners per km²: 58
Hoofdstad: Matanzas
Bijzonderheden: Rietsuiker- en citrusplantages. Moerasgebied Zapata. Toeristenplaats Varadero. Varkensbaai met Playa Larga en Playa Girón.
Lang voordat onze jaartelling begon, waren er al bewoners in de provincie Matanzas. De vroegste sporen van enige beschaving zijn van meer dan 3000 jaar geleden. Waarschijnlijk zijn zij afkomstig van de Arowak- of Ciboney-indianen.
Matanzas: een erg onvriendelijke naam voor een provincie waarvan gezegd wordt dat het de mooiste stranden ter wereld binnen zijn grensgebied heeft. De naam betekent letterlijk: bloedbaden. Daar is tenminste een tweetal verklaringen voor. De meest simpele is die waarbij men herinnerd wordt aan het vele vee dat hier geslacht werd, gepekeld en gedroogd, ten behoeve van aanvankelijk Spaanse schepen, later ook schepen van andere nationaliteiten. Het zout dat men gebruikte werd aangevoerd van het schiereiland Hicacos, het tegenwoordige Varadero.
Waarschijnlijker is het verhaal over de schipbreuk van een Spaans schip met kolonisten aan boord in de 16e eeuw. Hoewel enkele tientallen schipbreukelingen kans zagen om aan wal te komen werden ze, op een viertal na, door Taíno-indianen uit een naburig dorp gedood. De enige vrouw onder de overlevenden werd door de indianenhoofdman tot echtgenote genomen. De Spanjaarden lieten het er niet bij zitten en moordden het gehele dorp uit.
Matanzas, in grootte de tweede provincie van Cuba, is altijd van grote economische betekenis geweest voor Cuba. Aanvankelijk veeteelt, later tabak en vooral suiker, veel suiker. Tegenwoordig wordt langs de kust wat olie gewonnen, de kwaliteit ervan is echter niet al te best en het voorziet slechts voor 10% in de behoefte van het land. De meeste olie wordt naar Cienfuegos, zo’n 200 kilometer zuidelijker, gepompt en aldaar geraffineerd. Verder is de teelt van sisal (Henequén) een belangrijke inkomstenbron.
Toen men ontdekt had dat de grond geschikt was voor de teelt van tabak, waarnaar de vraag in Europa torenhoog gestegen was, werd dat het belangrijkste product voor Matanzas. De veehouderij daalde snel in betekenis. Pas na 1762 ging men over op de teelt van suiker, vandaag de dag nog steeds de belangrijkste tak van industrie in de provincie. In de 19e eeuw kwam het gebied, dankzij de suiker, tot grote bloei.
Het is ook de eeuw waarin de slaven tot tweemaal toe in opstand kwamen tegen de suikerbaronnen. In 1825 werd de opstand in de kiem gesmoord, maar toen in 1843 hetzelfde feit zich voordeed stelde het Spaanse leger er met harde hand een voorbeeld. Honderden slaven werden doodgemarteld.

De stad Matanzas

Voor de architectonische schoonheid hoeft u Matanzas niet direct te bezoeken, al is er een aantal gebouwen die het aanzien meer dan waard zijn.

Om industriële redenen is Matanzas ook al geen hoogvlieger, nee, het is de combinatie van die twee, waarmee een bezoek aan Matanzas gerechtvaardigd kan worden. Betrekkelijk dicht bij het toeristencentrum Varadero gelegen, krijgt men hier een indruk van het echte Cuba. Zó leeft en werkt men op Cuba, zó zien hun steden er gemiddeld uit.
De gelijknamige baai, de diepste van Cuba, op sommige plaatsen 600 meter diep, is van levensbelang voor de stad. Het was Sebastián de Ocampo, een van de Spaanse conquistadores, die al in 1509 de baai van Matanzas, toen nog Guanima, binnenvoer. Maar de Spaanse interessegebieden en de handelsbelangen lagen elders, zoals in het zuiden bij Santiago de Cuba en Trinidad, in het westen in het nabijgelegen Havana.
De Spanjaarden gebruikten de baai als rusthaven voor hun vloot en het was in deze baai waar zeerover Piet Hein de Spanjaarden hun zilvervloot ontfutselde. Dat gebeurde in 1628, midden in de tachtigjarige oorlog, een periode waarin we wat minder goed met de Spanjaarden overweg konden. Hij bracht ze dus een stevige financiële klap toe, de geschatte waarde van de buit lag rond de 15 miljoen florijnen. Historisch gezien schijnt het gezichtsverlies voor de Spanjaarden echter veel zwaarder gelegen te hebben.
Pas op 1 oktober 1693 werd de stad gesticht door Severino de Balmasedea, gouverneur van Cuba (en de bescheidenheid in eigen persoon). Hij besloot daartoe teneinde Spaanse kolonisten een stuk land te geven waar ze een bestaan konden opbouwen. Hij noemde de plaats San Carlos y San Severino de Matanzas. De kolonisten begonnen met veeteelt, waarbij ze aansluiting vonden bij de boeren uit de omgeving. De baai werd van grote betekenis voor het gebied. Vele slavenschepen losten hier hun lading.
De grote bloei die de stad, dankzij de suikerindustrie doormaakte, trok velen aan en de stad kreeg ook betekenis in cultureel opzicht. Het Plaza de la Vigía met het Palacio Junco, waarin het historisch museum gehuisvest is en vooral Teatro Sauto, gebouwd in 1862 getuigen daarvan. Te midden van een uiteenzetting over het (koloniale) verleden van de provincie hangt een gravure van de man wiens daden groot benne.

Palacio Junco

Teatro Sauto

Het theater werd omstreeks 1965 geheel gerestaureerd en er vinden, voornamelijk gedurende de weekeinden, uitvoeringen plaats op het gebied van opera, ballet en toneel. Het is vooral beroemd om zijn akoestiek, maar, als u er bent, kijk dan ook eens naar de plafondschilderingen en het smeedijzer. Op het plein bevindt zich, behalve de imposante brandweerkazerne, óók het standbeeld van de Onbekende Soldaat. Het herinnert aan de tweede onafhankelijkheidsoorlog, waarin Matanzas een belangrijke rol speelde. Spaanse legers vochten hier tegen Cubaanse opstandelingen onder Máximo Gómez en Antonio Maceo.
In 1898 beschoot het Amerikaanse slagschip ‘New York’ de baai van Matanzas en op 1 januari 1899 droegen de Spanjaarden hier de stad aan de Amerikanen over. Het beeld staat op de plaats waar de stad ooit werd gesticht. Aan de overzijde kijkt kaperkapitein Piet Hein uit over de baai.
Het centrum van de stad is eveneens bijna klassiek te noemen. Naar goed Spaans voorbeeld zijn kerkelijke en wereldlijke macht (en in die volgorde) bijeengebracht. In het Parque de la Libertad staan het gemeentehuis en de kathedraal, de Catedral San Carlos uit 1878, gebroederlijk naast elkaar. Het voormalige Casino Espagñol, dat na de revolutie zijn poorten moest sluiten, herbergt de openbare bibliotheek.

standbeeld van de Onbekende Soldaat

Parque de la Libertad

Het meest interessant is ongetwijfeld het Museo Botica Francesa Dr. E. Triolet, kortweg Museo Farmacéutico. In 1882 was hier al een apotheek gevestigd welke in 1964 als museum werd ingericht. Er is medisch gereedschap, potten voor poeders en zalfjes, en apothekersgereedschap, zoals vijzels en distilleerkolven te zien. Het lijkt alsof de dokter morgen terugkomt om verder te gaan met zijn werk. Het interieur is trouwens tamelijk kostbaar, voor de kasten gebruikte men bijvoorbeeld cederhout. Leuk en leerzaam.

Museo Farmacéutico

Castillo de San Severino

Als u Castillo de San Severino, gebouwd om pirateninvallen het hoofd te kunnen bieden en het kerkje Ermita Monseratte, vanwaar u een schitterend uitzicht heeft over Matanzas en wijde omgeving, bezocht heeft, dan wordt het tijd om de provincie verder te gaan bekijken.
Het mooiste punt van de provincie bevindt zich ongetwijfeld westelijk van Matanzas, nabij een restaurant boven de brug van Bacunayagua, de langste brug op Cuba, die de grens vormt tussen de provincies Havana en Matanzas. Vanaf deze brug heeft u een schitterend uitzicht over de (110 meter lager gelegen) Yumurívallei. De kloof is ontstaan door uitslijting van het betrekkelijk zachte gesteente door de rivier Yumurí.

de brug van Bacunayagua

rivier Yumurí

Ten zuiden van Matanzas bevinden zich de Cuevas de Bellamar, het grootste grottencomplex op Cuba dat toegankelijk is voor toeristen en waarin zich werkelijk schitterende druipsteenformaties bevinden. Het voor het publiek toegankelijke gedeelte is ruim twee kilometer lang en mag alleen onder begeleiding van een gids worden bezocht.
De grot werd in 1861 al ontdekt. Een in de kalksteengroeve werkende Chinese arbeider sloeg een gat in de bodem en zijn houweel was verdwenen. Het stelsel werd pas na 1948 toegankelijk gemaakt, een karwei waarvoor met de hand vele tonnen rots moesten worden verwijderd. In de Gotische Hal zijn stalagmiet formaties gevormd die genoemd zijn naar de Staart van een Kabeljauw, de Jas van Columbus en de Hand van een Vrouw. De Kapel van de Twaalf Apostelen wordt zeker bezocht, evenals de Biechtgalerij.

Bellamar gotten

Bellamar gotten

Het Meer van de Dahlia’s is beroemd vanwege de vele kristallen op de vloer, wanden en plafond. Zo heeft men vrijwel alle formaties van passende, met een beetje fantasie toepasselijke, namen voorzien. Oostelijk van Matanzas bevindt zich nog een ander, kleiner, grottenstelsel. De tekeningen die in de Cuevas de Santa Catalina ontdekt zijn, laten er geen twijfel over bestaan dat zich hier, lang voordat de Spanjaarden het land bezetten, indianen hebben gewoond.

Cuevas de Santa Catalina

Cuevas de Santa Catalina

Het zuiden van de provincie Matanzas wordt gevormd door het natonaal park Península de Zapata, een schiereiland en natuurgebied van de eerste orde. Het wordt ook wel Ciénaga de Zapata genoemd, modderpoel of plas van Zapata. De naam Zapata ontleent het schiereiland aan zijn vorm, het lijkt op de onderste helft van een laars. Het is een vrijwel ongerept gebied, vrij van toeristen en eigendom van insecten, (water)vogels, bloemen en dieren, rijk voorzien van mangrove moerassen.

Ciénaga de Zapata

Ciénaga de Zapata

Als u er door wilt trekken, gewoon omdat u van de natuur houdt, dan is de begeleiding door een goede gids (én muggenolie!) absoluut noodzakelijk. Als u er doorheen trekt op weg naar Playa Larga of Playa Girón kan dat gewoon met de auto, de weg is goed begaanbaar, maar u krijgt niet meer dan een globale indruk van het gebied. De meeste mensen wagen zich er niet aan, hoewel de kust rond de Bahia de Cochinos (Varkensbaai) best een bezoek waard is.
Tot aan de revolutie was dit het minst ontwikkelde gebied van Cuba. De mensen waren arm en leefden in hoofdzaak van het vervaardigen van houtskool. De bevolking was (in 1959!) voor 80% analfabeet. Een inhaalprogramma heeft dit percentage inmiddels tot 20 teruggebracht. De genoemde playa’s zijn populaire vakantiebestemmingen voor de Cubanen, hoewel elke toerist er van harte welkom is.
De toeristen die het gebied bezoeken zijn doorgaans verwoede snorkelaars of duikers, het is er, door de aanwezigheid van koraalriffen en onderzeese gangenstelsels, bij uitstek geschikt voor. Omdat het scuba duiken niet ongevaarlijk is, dient men altijd van de diensten van een gids gebruik te maken. Op diverse plaatsen zijn vakantiebungalows te huur.
Op de weg naar Playa Girón zijn 48 monumenten geplaatst ter nagedachtenis aan de omgekomenen tijdens de invasie.

terug inhoud