Provincie Cienfuegos

Oppervlakte: 4.186 km²
Aantal inwoners: 405.000 (2011)
Inwoners per km²: 97
Hoofdstad: Cienfuegos.
Bijzonderheden: De vele suikerfabrieken zorgen voor een belangrijk aandeel in de suikerproductie van Cuba. In de bergen tabaks- en citrusplantages. Op industrieel gebied vindt men er een olieraffinaderij, cement- en kunstmestfabrieken. Vroeger was de stad Cienfuegos een van de rijkste Cubaanse steden vanwege de suiker- en slavenhandel.
Columbus voer de Bahía de Cienfuegos voor het eerst binnen tijdens zijn tweede reis in 1494. De omgeving, met op de achtergrond de Sierra del Escambray (waar zich prachtige watervallen bevinden), werd niet direct als een vestigingsplaats gezien waar grote groepen mensen een bestaan zouden kunnen opbouwen. Er deden geen verhalen de ronde over goud of ander edelmetaal, zodat slechts een kleine groep kolonisten de moeite nam zich hier te vestigen.
De natuurlijke haven werd lange tijd gebruikt als schuilplaats door smokkelaars en zeerovers. Dankzij Russische steun werd de stad en zijn omgeving na de revolutie één van de belangrijkste industriegebieden van Cuba. De provincie is betrekkelijk klein, maar buitengewoon vruchtbaar. De belangrijkste bezienswaardigheden bevinden zich in of rond de hoofdstad Cienfuegos.
In toeristisch opzicht mag Cienfuegos zich verheugen in de belangstelling van sportduikers. Langs de kust bevinden zich vele onderwatergrotten wat ertoe geleid heeft dat er op meer dan 50 plaatsen in de provincie duikexcursies aangeboden worden.

Santa Clara

Santa Clara is vooral bij de Che Guevara fans populair. Er zijn verschillende monumenten en zelf een heel museum gewijd aan hem en deze worden dan ook door bijna elke toerist bezocht. Santa Clara is tevens een studentenstad, wat de stad een leuk karakter geeft. Buiten de Che Guevara monumenten valt er verder overigens niet gek veel te zien of doen in de stad dus een dag is eigenlijk wel genoeg hier.

Bezienswaardigheden Santa Clara

Het middelpunt, letterlijk en figuurlijk, van de stad is het plein Parque Vidal. Een levendig plein waar ’s avonds livemuziek wordt gespeeld op de centrale muziektent en in de clubs aan het plein.

Het plein is bovendien autovrij waardoor je er relaxt een paar uur kunt zitten. Rondom dit plein lopen een aantal winkelstraten die, voor Cubaanse begrippen, bijzonder leuk zijn. Het Che Guevara monument ligt op ruim een kilometer van Parque Vidal. Deze toeristische trekpleister is eigenlijk een vrij simpel monument dat je als het Che Guevara niet was waarschijnlijk helemaal niet zou bezoeken. Op een betonnen beeld staat een standbeeld van Che Guevara naast een aantal andere betonnen blokken vindt je wat meer info over zijn leven en de revolutie. Het beeld kijkt uit over een groot leeg plein waar je de andere toeristen ziet aankomen. Onder het monument vind je de ingang naar het Museo Memorial al Che.

Een klein museum over zijn leven met een aantal foto’s en voorwerpen die hij heeft gebruikt. De toegang is gratis dus even een kijkje nemen is aan te raden. Aan de andere kant van het stad ligt het andere belangrijke Che monument. Het Monumento a la Toma del Tren Blindado is een aandenken aan de slag om Santa Clara waar het rebellenleger een belangrijke overwinning boekte in de Cubaanse revolutie. Behalve de ontspoorde wagons is er weinig te zien dus meer dan 15 minuten heb je niet echt nodig.

Los Caneyes restaurant

Los Caneyes ligt net buiten de ringweg van Santa Clara, complex is leuk opgezet met huisjes met rieten (palmbladeren) daken met daarin de kamers.

De stad Cienfuegos

Hoewel in de omgeving van de stad de eerste kolonisten zich in dezelfde tijd vestigden als bijvoorbeeld in Trinidad, duurde het tot 22 april 1819 voordat er daadwerkelijk een nederzetting ontstond. Dit gebeurde op initiatief van een Franse immigrant, Louis de Clouet, afkomstig uit New Oreleans. Hij was, net als vele landgenoten, gevlucht nadat de zuidelijke staten van de VS de Fransen uit handen was genomen. Hij noemde de plaats Fernandina de Jagua. Deze naam werd echter tien jaar later al gewijzigd in Cienfuegos, naar een kapitein van het Spaanse leger, José Cienfuegos, die gouverneur van de stad was en op wiens initiatief nog eens enkele tientallen Franse kolonisten uit Frankrijk, o.a. uit de Medóc en de omgeving van Bordeaux naar Cuba gehaald werden. Niet zozeer uit humanitaire overwegingen, maar uit angst dat de zwarte bevolking zou gaan overheersen. Hij probeerde dus het evenwicht weer in blank voordeel te herstellen.
De stad was van het begin af aan welvarend doordat de haven de belangrijkste exporthaven van Cuba was voor suiker(riet), citrusvruchten en tabak. Nog stééds is Cienfuegos, dankzij de diepte van de haven, de grootste exporthaven ter wereld voor suiker. De stad telt inmiddels (2012) meer dan 165.000 inwoners.
Cienfuegos had lange tijd een slechte naam, voornamelijk als gevolg van de racistische inslag. Pas na de revolutie in 1959 werd de daadwerkelijke rassenscheiding er afgeschaft.
Het meest opmerkelijke gebouw in Cienfuegos is ongetwijfeld het Palacio del Valle, ook wel Villa Valle genoemd. Het werd gebouwd in opdracht van Aciclio del Valle y Blanco. De bouw werd voltooid in 1917 en werd uitgevoerd door Marokkaanse arbeiders onder leiding van een Italiaanse architect, Alfredo Colli. De familie Valle heeft Cuba in 1959, na de revolutie verlaten.

Het gebouw is een mixture van allerlei bouwstijlen, waarbij Moorse invloeden duidelijk overheersen. Er is een restaurant in gevestigd en vele lokale bruidsparen gebruiken het als achtergrond voor hun fotoreportage. Zonder van de faciliteiten van het (te dure) restaurant gebruik te maken, is het gebouw voor een zacht prijsje toegankelijk. Het uitzicht over de omgeving is werkelijk fraai en leent zich voor mooie plaatjes.
Men moet ervan houden, maar degene die zegt dat de anderhalf miljoen USD die Aciclio del Valle (‘Mister Valle’) in het gebouw stak, beter besteed had kunnen worden, zal ongetwijfeld bijval vinden. Nadat de familie Valle het huis had verlaten werd het nog gebruikt als muziekschool, als casino en als hotelschool. In 1990 werd het pand eigendom van het er tegenover gelegen hotel Jagua.
Een bezoek aan het Parque José Martí mag u niet missen. ‘s Avonds verzamelen zich hier veel inwoners om met elkaar de laatste nieuwtjes te bespreken, het is er druk en gezellig, een bandje zorgt vanuit de muziektent voor verstrooiing. U vindt er de Catedral de la Purísma Conceptión met 12 prachtige gebrandschilderde ramen en het gerenoveerde hotel San Carlos. Caruso trad ooit op in het Teatro Tomás Terry.

Parque José Martí

Catedral de la Purísma Conceptión

Het theater, voltooid in 1890 werd geopend met een uitvoering van Aïda, de beroemde opera van Verdi. Het werd aan de stad geschonken door de Amerikaanse miljardair Terry, rijk geworden door suiker en slaven, ter nagedachtenis aan zijn vader. Bijna 900 mensen kunnen er een plaats krijgen. Het in 1965 gerestaureerde gebouw is uitgevoerd met plafonds en beeldhouwwerken van bijzondere schoonheid.
U kunt ook een bezoek brengen aan het Museo Provincial waar u een beeld krijgt van de geschiedenis van de provincie. Het Casa de la Cultura is versierd met blauwe tegels en daardoor misschien wel het opvallendste bouwwerk van het plein. Natuurlijk dient ook een wandeling gemaakt te worden over het Prado, de langste niet aan zee gelegen boulevard van Cuba. Een belangrijk gedeelte ervan is voetgangersgebied en men kan hier leuk winkelen of op één van de vele banken mensen kijken. Aan het einde van het Prado staat het schitterend gerenoveerde gemeentehuis.

Museo Provincial

Casa de la Cultura

In het Museo Naval Nacionál, noordoostelijk van het Parque José Martí, wordt de herinnering aan de opstand door studenten en matrozen tegen het Batista-regime levend gehouden. Op 5 september 1957 kwamen deze groepen, verwant aan de Beweging van de 26e juli, in opstand, maar werden met harde hand en steun van door Amerika geleverde bommenwerpers, tot de orde geroepen. De gevangengenomen rebellen werden ter plekke gedood, hun aanvoerders ondergingen hetzelfde lot, nadat ze op onmenselijke wijze ‘verhoord’ waren.
Vermeldenswaard is verder nog de begraafplaats Tomás Acea y Terry, genoemd naar de zoon van Tomás Terry. Op voorwaarde dat de begraafplaats naar zijn zoon genoemd zou worden, liet Tomás Terry sr. voor veel geld een kopie bouwen van het Parthenon in Athene, dat dominerend dienst doet als entree tot de begraafplaats waar verder nog enkele fraaie monumenten te bewonderen zijn. Opvallend is dat sommige subgrafzerken op zijn kant geplaatst zijn. Het gebeurde op verzoek van de familie die daarmee te kennen gaf dat de overledene tijdens zijn leven een aparte plaats in de familie ingenomen had. De begraafplaats is een nationaal monument.

Tomás Acea y Terry

Castillo de Jagua

Aan de ingang van de baai, zuidelijk van de stad is het Castillo de Jagua te vinden. Het is gebouwd in 1745 om de Spaanse kolonisten te beschermen tegen de voortdurende aanvallen van piraten die op weg waren naar gebieden waar meer te halen viel, maar die de baai gebruikten om er drinkwater in te nemen. De tocht naar het kasteel, dat voluit Castillo de Nuestra Señora de los Angeles de Jagua heet, is vanuit de stad per boot te maken.
U komt dan aan in Perché, een vissersdorpje vlak bij de vesting. Er is een museum in gevestigd, maar uit alles blijkt dat dit meer de bedoeling was dan dat het ervan gekomen is. Dat geldt eveneens voor de Jaraguá kerncentrale die zich aan de andere zijde van de baai bevindt. Het grote initiatief kwam uit Rusland, maar na het uiteenvallen van de USSR ligt het werk aan de centrale (zo goed als) stil. Men heeft nog geprobeerd om de centrale (ironisch genoeg: van het type Tsjernobyl) te voltooien met Canadese en Duitse hulp, maar in verband met de economische situatie en de vele vormen van kritiek over de opwerking en het gebruik van atoomenergie is het werk stil komen te liggen. Kosten: 2,4 miljard USD.
Oostelijk van de stad, op zo’n 15 kilometer afstand bevindt zich de Jardin Botánico. Een bezoek waard. Tot aan de revolutie werd het beheerd door de Amerikaanse Harvard universiteit, die er onderzoek verrichtte naar allerlei tropische ziekten bij planten en tevens allerlei experimenten uitvoerde ter verbetering van suikerriet. Op ruim 90 hectare grond heeft men hier nu een unieke verzameling bloemen, planten en bomen bijeengebracht. De tuin is vermaard vanwege zijn cactussen. Maar ook de 280 soorten palmbomen die men op Cuba kan vinden, zijn hier bijeengebracht.

Jardin Botánico

Jardin Botánico

Een excursie die even ongewoon als verrassend is, is de zg. industriële excursie. Alle technische wonderen van Cienfuegos worden bezocht. De grootste opslagplaats voor suiker (90.000 ton!), de cementfabriek, de olieraffinaderij én de kerncentrale, u kunt het allemaal op uw gemak bekijken. Informeer ernaar bij Infotur, in Avenida 56 (achter Teatro Tomás Terry).

Teatro Tomás Terry

Playa Girón

Als u tijdens uw rondreis door de provincie Matanzas niet in de gelegenheid bent geweest om een bezoek te brengen aan de Bahía de Cochinos (Varkensbaai), dan krijgt u nu alsnog de kans. Via Yaguarams, westelijk van de hoofdstad, kunt u Playa Girón bereiken. De weg erheen is overigens niet al te best.
Om uit te blazen gaan de inwoners van Cienfuegos naar Playa Rancho Luna, in de omgeving van het gelijknamige motel. Alle watersporten kunnen hier worden beoefend, maar u kunt er ook leren hoe u er diepzeevisser kunt worden. Uiteraard is scuba duiken een andere mogelijkheid. Het contact met de plaatselijke bevolking wordt hier wel heel gemakkelijk gelegd.

De Varkensbaai (Bahía de Cochinos)

Dat de machtsovername door Fidel Castro en de zijnen Amerika in het verkeerde keelgat zou schieten, was te voorzien. Vele Amerikanen die op Cuba grof geld verdienden en hun Cubaanse volgelingen, weken uit naar de VS of werden verbannen. Veel Amerikaanse bezittingen (ruwweg 40% van de suikerindustrie en bijna 100% horeca) werden genationaliseerd en onder Cubanen herverdeeld. Dat kwam voornamelijk ten goede aan de lagere en middenklasse van de Cubaanse bevolking.
De rijke Cubanen die hun rijkdom te danken hadden aan Amerikaanse steun, zagen hun bezittingen eveneens genationaliseerd worden. De VS grepen elke gelegenheid aan om de Cubanen voor die ‘schoning’ te straffen. De uitgeweken Cubanen kwamen voornamelijk in Florida terecht waar ze zich verenigden in anti-Castro bewegingen. Ze zonnen op wraak en hun roep werd door de VS gehoord, wat een handelsboycot tegen Cuba betekende.
Al in 1959 was Castro in de VS om met de regeringsleiders te praten, maar de toenmalige president Eisenhower weigerde hem te ontvangen. Vice president Nixon sprak wel met Castro, maar dat deed de Cubaanse zaak weinig goed. Openlijk beschuldigde hij Castro van communistische sympathieën en enige vorm van steun werd dan ook niet gegeven.
De uitwerking laat zich raden, Castro wendde zich tot de Sovjet Unie. President Eisenhower gaf de CIA toestemming om de Cubaanse ballingen (buiten de de VS) te trainen en van wapens te voorzien. Op 4 maart 1960 ontplofte in de haven van Havana een Frans schip dat wapens afleverde. Ook verschenen er in het Cubaanse luchtruim vliegtuigen zonder nationaliteitstekens.
Castro’s reactie op deze voorvallen was grimmig: alles wat Amerikaans was werd genationaliseerd en er werd geen Amerikaan meer op Cuba toegelaten. Uiteindelijk nationaliseerde Castro álle buitenlandse bezittingen.
In december 1960 was Castro opnieuw in de VS en sprak daar de Algemene vergadering van de Verenigde Naties toe. Tijdens de langste toespraak die ooit voor de Algemene Vergadering werd gehouden, legde Castro uit wat de Cubaanse doelstellingen waren. Hij ontmoette daar Nikita Chroesjtsjov, óók al geen voorstander van de Amerikaanse politiek en de banden tussen de Sovjet Unie en Cuba kregen een innig karakter.
De handelsboycot van Amerika en zijn bondgenoten haalde weinig uit, de Sovjet Unie voorzag de Cubanen in ruime mate van het benodigde. In januari 1961 eiste Castro dat het Amerikaanse ambassadepersoneel tot 10% van het oorspronkelijke aantal zou worden teruggebracht, wat uiteindelijk leidde tot het verbreken van alle diplomatieke betrekkingen tussen beide landen.
Inmiddels had Amerika een nieuwe president: Kennedy. Hij gaf toestemming tot een militaire interventie, voorgesteld als een Cubaanse binnenlandse aangelegenheid, uitgevoerd door verbannen Cubanen, dus zonder consequenties voor de Amerikaanse buitenlandse politiek. Castro wist van een ophanden zijnde invasie, maar kende plaats noch tijd. Als voorzorgsmaatregel liet hij Cubaanse vliegtuigen van hun standplaatsen verwijderen en toen op 15 april 1961 de Cubaanse vliegvelden werden gebombardeerd was de schade betrekkelijk gering.
Op 17 april landde de Brigade 2506, zoals de getrainde ballingen zich noemden, op de stranden van Playa Girón en Playa Larga. Aanvankelijk wonnen ze snel terrein, ter plaatse waren te weinig Cubaanse militairen om de modern bewapende, van luchtsteun voorziene, contrarevolutionairen afdoende tegenstand te bieden. Maar Castro was op alles voorbereid en binnen korte tijd werden de 1297 deelnemers aan de invasie door meer dan 20.000 Cubaanse militairen omsingeld.
Tijdens de gevechten verloren aan Cubaanse zijde 161 mensen het leven, 115 burgers en 46 militairen. De in het nauw gedreven troepenmacht kreeg geen gehoor om steun uit Amerika, Kennedy wilde de confrontatie niet aan. Van hen werden er 107 gedood. De 1189 gevangengenomen infiltranten werden later in Amerika ‘ingeruild’ tegen medicijnen ter waarde van 50 miljoen USD.
De overwinning van Castro betekende een geweldig gezichtsverlies voor de VS en om te benadrukken dat Cuba geen enkele vrees behoefde te hebben voor Amerika, bood de Sovjet Unie ongelimiteerde steun aan. Aan het einde van 1961 werden de op handen zijnde verkiezingen afgelast.
Kort erna verklaarde Castro dat Cuba voortaan als een socialistische republiek moest worden gezien met de marxist-leninist Castro als voorman. Diverse communistische organisaties werden in het leven geroepen. Wie zich er niet bij aansloot werd geacht tégen te zijn. In die periode werden nog eens 100.000 Cubanen om die reden gevangengezet.

Veel plaatsen en monumenten op het Zapata schiereiland herinneren aan de invasie vanuit de Varkensbaai. Langs de weg tussen La Boca en Playa Girón staan 48 monumenten opgesteld. Slechts twee ervan herinneren aan de 115 omgekomen burgers, de andere zijn gewijd aan de heldendood van 46 Cubaanse militairen. In Playa Girón is het Museo Girón gevestigd, waar uitgebreid uit de doeken wordt gedaan op welke manier de dwerg de reus velde

terug inhoud