Padaungvrouwen-Hmong-ShanHet geheim van de Padaungvrouwen (langnekvrouwen), onthuld door Johan van RoekeghemDeze tekening is het resultaat van intensief onderzoek gedurende een zes maanden durend verblijf bij de 'langnekken'. Omdat de onderzoeker de taal sprak, een vereiste om met de vrouwen te kunnen converseren, hebben de ontelbare gesprekken die hij heeft gehad met de vrouwen tot een juist begrip geleid over het effect van de koperen ringen om hun nek. De lengte van de nek van de 'langnekvrouwen' berust dus op een illusie! In het uitsluitend per boot bereikbare Kayan-dorpje Huay Pu Keng in het westelijk grensgebied van Thailand met Myanmar bezochten we de bevolkingsgroep van de Padaung. De vrouwen van deze stam worden ook wel Langnekvrouwen genoemd. De meisjes die met volle maan geboren zijn dragen vanaf hun vijfde jaar vijf koperen ringen om de nek. Naarmate ze ouder worden, komen er meer koperen ringen bij, en wordt de nek als het ware uitgerekt, zou je denken. Dat is echter niet helemaal waar, want het schijnt dat de schouders juist naar beneden gedrukt worden. De ringen zijn een onderdeel van het leven van de vrouwen, en worden er nooit afgehaald. Het is geen sierraad dat ze om en afdoen. De reden waarom de vrouwen ringen dragen staat nog steeds niet onomstotelijk vast. Het gerucht dat ze ringen dragen omdat ze vroeger werden aangevallen door tijgers, en de nek een zwakke plek is, is nooit bewezen. Anderen beweren dat het een vorm van schoonheid is om zoveel mogelijk ringen te dragen. De Langnekvrouwen dragen overigens niet alleen ringen om de nek, maar ook om de armen en benen. HmongDe Hmong, Mong of Miao soms ook wel Miao of Meo genoemd zijn een Aziatisch volk dat voornamelijk in China, Vietnam en Laos leeft. De oorsprong van dit volk ligt in het zuiden van China. Afstammelingen zijn verspreid over Noord- en Centraal-Laos, Zuid-China, Vietnam en Thailand. De meesten wonen in gebieden boven de 1000 meter op bergtoppen of heuvelruggen. Polygamie is toegestaan. De kleding is eenvoudig. Veelal worden zwarte jassen, zwarte pofbroeken en zilveren juwelen gedragen. De vrouwen dragen hun haar meestal in een knot. Een groot deel van de bevolking leeft van de ruilhandel, waarbij ijzer vaak dient als betaalmiddel. IJzer is een belangrijke grondstof voor het maken van kapmessen en eenvoudige geweren. De voornaamste landbouwproducten zijn rijst, graan en opium. In Thailand is sinds 2003 nog een kamp met ca. 14.000 tot 20.000 Hmong vluchtelingen die nergens naartoe kunnen. Het kamp is bij Wat Tham Krabok in het Phra Buddhabart district in de provincie Saraburi. De Thaise regering heeft verscheidene pogingen gedaan om de Hmong te verdelen over het land, maar overal zijn er protesten van de lokale bevolking die aanvoeren dat de Hmong hun banen en land zullen afnemen en drugsmisbruik met zich meebrengen. Wat het niet makkelijker maakt is dat een gedeelte van de Hmongs claimt Thai te zijn een claim die ondersteund werd door de inmiddels overleden van de tempel, phra Chamroon Panchan. Volgens de monnik zijn deze Hmongs gekomen om hun familieleden te bezoeken of om van drugs af te kicken. De tempel is namelijk ook bekend als afkickcentrum. Wat de situatie verder bemoeilijkt is dat tot aan het einde van de jaren '90 van de 20e eeuw iedereen vrij was om te komen en gaan. Veel van de problemen voor de Hmong en voor de bergvolken in het algemeen worden in Thailand veroorzaakt door de discriminatie van deze groepen. Door de meerderheid van de Thais worden ze gezien als onontwikkeld en veroorzakers van de drugsproblemen. De meeste lokale politici in de provincies waar de bergvolkeren wonen voeren vaak campagne tegen hun aanwezigheid en verspreiden allerlei vooroordelen over deze bevolkingsgroepen. Ze worden regelmatig van hun land verdreven en ook wordt het Thaise staatsburgerschap afgenomen. Het enige waarvoor de bergvolkeren vaak goed zijn is om te dienen als attractie voor toeristen. De Thaise koning Bhumibol en zijn vrouw, koningin Sirikit, trekken zich het lot van de bergvolken aan en zijn projecten gestart om hen te steunen en om de vooroordelen binnen de Thaise bevolking weg te halen. Zo is de koning een onderzoeksproject gestart om te kijken welke groenten en vruchten er in de bergachtige gebieden van het noorden willen groeien en genoeg geld opbrengen voor de bevolking. Dit om de bergvolken over te halen te stoppen met het verbouwen van opium. Zo zijn er onder andere bloemen uit Nederland geïntroduceerd, maar ook appels, peren en aardbeien. Deze komen alle niet in Thailand voor en moesten geïmporteerd worden. In het voorjaar kan men nu echter verse aardbeien uit het noorden van Thailand op de markten van Bangkok vinden. De namen van de groepen refereren aan de kleding van de vrouwen:
ShanEnkele honderden jaren geleden trokken de Shan vanuit de zuidwestelijke provincie Yunnan naar Myanmar in het noordoosten. Als de eerste groep immigranten in het gebied, zijn de Shan de grootste groep geworden van de 32 groepen die in de Shan staat van Myanmar wonen. Op politiek gebied genieten de Shan een grotere autonomie dan andere minderheidsgroepen en zij bewonen het Shan plateau. Op dit moment wordt de Shan staat bewoond door meer dan 3 miljoen Shan. Door de jaren heen hebben oorlogen en de daaruit voortvloeiende spanningen en ontberingen op economisch gebied, ertoe geleid dat vele Shan illegaal Thailand zijn binnengekomen om er voor kortere of langere tijd werk te zoeken. De Shan of Thai Yai (Grote Thai) zoals ze lokaal in Thailand bekend staan, zijn een kleine doch veel betekenende, Thai sprekende etnische groep in noord Thailand, bestaande uit ongeveer 30.000 mensen. De Thaise Shan wonen voornamelijk in de provincie Maehongson. TaalDe Shan stammen af van de Thai en spreken een Thais dialect. De spreektaal lijkt wat op Thai en Lao, terwijl de geschreven taal makkelijker is dan Thai. De meeste boeken in Shan bestaan uit boeddhistische literatuur. Levensonderhoud en economische situatieDe Shan zijn van oorsprong landbouwers in natte rijst, terwijl ze ook tabak, katoen, rietsuiker en maïs verbouwen. De Shan staat beslaat een groot deel van de Gouden Driehoek en het verbouwen van papaver draagt bij in de financiering van hun militaire activiteiten. De Shan treden ook op als grossiers in industriële goederen in noordwest Thailand en oost Myanmar in ruil voor edelstenen, vee en traditionele Shan handelswaar.
|
De meeste Shan zijn overtuigd boeddhist. Het leven in de meeste gemeenschappen speelt zich af rond de tempel met de daarbij behorende rituelen. De boeddhistische maankalender is opgebouwd uit een plechtige cyclus van vier heilige dagen per maand. Er zijn feesten in de tempel die gebeurtenissen gedenken in het leven van Boeddha. De rijke dorpen en tempels hebben meer vieringen dan de arme. Maar alle dorpen hebben in ieder geval een feest aan het eind van het regenseizoen. Eens per jaar nodigen de dorpen monniken uit om door middel van zang ongeluk en tegenslag te verdrijven en om de barrières die het dorp en de daarbij behorende huishoudens hebben opgebouwd tegen ongeluk en tegenslagen, te vernieuwen en te versterken. Onder de oppervlakte is er echter ook het animisme, en ieder Shan dorp heeft zijn eigen geestenhuis waar offergaven worden achtergelaten en waar ceremonies worden uitgevoerd om de belangrijkste geest te eren. Men mag van de Shan geen duivelse geesten aanbidden, doch alleen goede geesten. Men is echter wel bang voor geesten die onder hen verschijnen. De Shan erkennen geen almachtig God aan wie ze verantwoording schuldig zijn, en ook de begrippen zonde, vergeving en noodzaak tot verzoening zijn voor hen onbekend. Het boeddhisme voorziet in de sociaal religieuze noden van de Shan. De animistische praktijken en het bijgeloof, waarvan de maatschappij is doordrongen, helpen hen in tijden van crisis en bij het maken van besluiten. Het boeddhisme, met de nadruk op prestatie en eigen verdiensten, staat lijnrecht tegenover het Evangelie van behoud en redding, een geschenk door de genade van God door geloof in Jezus Christus. Bid voor de Shan opdat zij door Gods Geest worden geraakt en zich bewust worden van hun innerlijke behoefte aan Christus.
In 1861 begonnen doopsgezinde zendelingen met werk onder de Shan in Birma. Zij troffen de Shan staten onderling verscheurd aan door binnenlandse oorlogen. Voor duizenden Shan waren de oorlogen in de jaren na 1800 aanleiding om naar Thailand te trekken, op zoek naar voedsel en veiligheid. Omstreeks 1880 brachten de Britten er vrede die duurde tot aan de tweede wereldoorlog. Al spoedig werden er Shan vanuit het boeddhisme bekeerd en ontstonden er gemeenten waar Shan werd gesproken. Na de onafhankelijkheid van Birma in 1948 werd het land ondergedompeld in chaos en kwamen de communisten in opstand. Zendelingen verlieten het land, maar de kerken bleven. Op dit moment zijn er ongeveer 15.000 christenen onder de drie miljoen Shan. Nieuwe conflicten in de Shan staat hebben geleid tot een nieuwe migratie van Shan sprekenden naar de provincie Maehongson in noord Thailand. De nieuwe immigranten zijn over het algemeen meer open voor het Evangelie en vormen een kern van gelovigen. Zij hebben echter weinig invloed gehad op de oudere, meer gevestigde Shan gemeenschap. Op dit moment werkt een team van zendelingen onder de Shan in noord Thailand. Hun werk bestaat uit het brengen van het Evangelie en het stichten van kerken, en het samenstellen en verdelen van lectuur. In 1994 kwam een nieuwe vertaling van het Nieuwe Testament in Shan tot stand en deze werd in januari 1995 opgedragen in een dienst in Myanmar. Op het ogenblik is men bezig met een nieuwe vertaling van het Oude Testament. Het Shan gezangenboek werd opnieuw bewerkt en in april 1995 herdrukt. Bid voor mensen die gaven hebben om te evangeliseren, die in staat zijn anderen te motiveren, op te leiden en die met de Shan christenen kunnen meewerken om hun eigen mensen te bereiken.